3 januari 2016

Vooruitziende blik: Over de democratie in Amerika

In de eerste helft van de negentiende eeuw staat de democratie nog in de kinderschoenen, maar het is wel duidelijk dat de wereld snel aan het veranderen is.

Alexis de Toqueville leeft in een boeiende tijd; hij is van adel, maar de Franse revolutie heeft in 1789 als een vloedgolf de oude aristocratische levenswijze weggespoeld. Adeltitels, gilden en persoonlijke voorrechten vervielen ten gunste van de gelijkheid. Na de nederlaag van Napoleon in 1815 werd de klok met de Restauratie weer een stuk teruggedraaid. De Toqueville groeide in deze periode op en zag dat de democratie en toenemende gelijkheid de toekomst hadden. Om deze ontwikkeling nog beter te bestuderen moest je naar Amerika. Na afloop van deze reizen schreef De Toqueville het monumentale boek Over de democratie in Amerika.

 

De Verenigde Staten waren in de eerste helft van de negentiende eeuw een jong land. Na de onafhankelijkheidsoorlog van 1775-1783 ontwikkelden de eerste dertien staten van Amerika zich als een federale democratie. Doordat de samenleving door gelijkwaardige kolonisten was ontwikkeld en adelstructuren ontbraken, was de mate van gelijkheid er hoog. Al vielen indianen en slaven nog ver buiten de samenleving. De Toqueville maakte twee lange reizen naar Amerika en stelde vast dat de samenleving zich van onderop had ontwikkeld. Alles wat lokaal geregeld kon worden, werd ook ter plekke geregeld. De federale staat nam slechts die taken waar die alleen op overkoepelend niveau uitgevoerd konden worden, zoals defensie en buitenlandse zaken. Doordat de burgers op vele terreinen betrokken werden bij het regelen van belangrijke lokale taken, zoals de rechtspraak, het benoemen van een sherrif of een burgemeester werd actief burgerschap gestimuleerd. De scheiding tussen kerk en staat spoorde mensen bovendien aan zelf hun verantwoordelijkheid te nemen.

 

Als je de leest hoe de Amerikaanse politiek is ingericht, dan zie je dat de basisstructuren in de eenentwintigste eeuw nog steeds gelijk zijn. De positie van de Senaat en het Huis van Afgevaardigden is in twee eeuwen weinig veranderd.  De verschillende facetten van de Amerikaanse samenleving beschrijft De Toqueville uitgebreid. De latere burgeroorlog kun je al bevroeden bij de beschrijving van de grote verschillen tussen de noordelijke en de zuidelijke staten. In het noorden wonen vooral protestantse boeren en handelaars met hun werknemers, in het zuiden daarentegen is vrijwel alleen landbouw met grootschalige inzet van slaven. Een blanke die in het zuiden zelf fysiek werk doet wordt niet voor vol aangezien, terwijl in het noorden ook de rijken geacht worden hun arbeidsbijdrage te leveren.

 

De Toqueville zag als adellijke jongeman duidelijk de voordelen van een aristocratische samenleving en had nog wat twijfels over de zich ontwikkelende democratie. Een belangrijk punt is dat iedereen in een democratische samenleving min of meer gelijk is en dat daardoor de nodige tegenmacht kan ontbreken. In een aristocratische samenleving moest de koning de macht delen met de adel, maar ook met de clerus en de hogere rechtbanken. In een democratie zou het kunnen gebeuren dat een sterke leider wordt gekozen die zeer veel macht naar zicht toetrekt en waarbij een dictatuur van de meerderheid op de loer ligt. Recente ontwikkelingen binnen Europa, bijvoorbeeld in Polen en Hongarije, tonen aan dat dit geen loze angst is. Verder voorzag hij dat een democratische staat steeds meer taken en bevoegdheden naar zich toe zou kunnen trekken en als een soort bevoogdende instantie bepaalt hoe het leven ingericht moet worden. Liberalen zijn hier allergisch voor. Toch zag De Toqueville duidelijk de voordelen van de democratie en nadat zijn scepsis in Amerika was overwonnen, toonde hij zich met enige reserve positief over onze bestuursvorm.

 

De Toqueville was trouwens later parlementslid en kort minister. Over de democratie in Amerika geldt als een hoogtepunt uit de politieke filosofie en heeft ook huidige politici in Nederland geïnspireerd. Op de achterflap van het boek is te lezen dat niet alleen Mark Rutte, maar ook Jet Bussemaker zich tot deze groep rekent.

 

Jan-Willem Mennink